ik wou is mè me lief ne keer gon vrijen in de wei
we gingen uit de kleren en genoten allebei
en we plakten aan mekander en we plakten heelmol vol
want we lagen daar te vrijen in nen hondendrol,
hondendrol, hondendrol,
we lagen daar te vrijen in nen hondendrol
OK we gon schiejen, den boel weurdt geteld
mor voor mij zen de kosten, voor a is het geld
REFREIN
ni mè mij he mokke, ni mè mij
ni mè mij he mokke, ni mè mij
ni mè mij he mokke, ni mè mij he mokke
ni mè mij he mokke, ni mè mij
voor mij den transistor, voor a den TV
ik krijg me veloke, gij den BMW
en wa’k nog ’t rotste ving da zen die klote-advokaten
haaien, wolven, gieren, vliegen oep ne stront
die pakke dikke poen terwijl da wij mekander haten
en gij kunt da betalen, mor ik zit aan de grond
waar is de bron van het eeuwige leven
waar al da ge kwijt zij terug wordt gegeven
alle illusies, vergeten symbolen
alles dat ooit door den tijd wordt gestolen
de dagen, de maanden, de jaren, ze vliegen voorbij
waar zen die zalige zomerse nachten
waarda’k altijd mor oep heb zitte wachten
dromen van al wa nog zou mutte komen
da later toch alt door de tijd wordt ontnomen
de dagen, de maanden, de jaren, ze vlogen voorbij
het leven is geen pretje, dees lied getuigt ervan
de droevige ballade van: den te groot geschapen man
gemiddelde gestalte, even groot as kik en gij
met de bedeling van de neuzen stond em ni oep d’eerste rij
hij had geen koleschuppen, schoenmaat 40 of bekan
en toch kende iedereen hem als: den te groot geschapen man
1
oep iedere pot past e scheel
ieder scheel past oep ne pot
zo zit elke vork aan de steel
da was de bedoeling van God
oep iedere vent past een vrouw
in iedere vrouw past ne vent
zo is het traditiegetrouw
zo hemme ze ’t mij ingeprent
REFREIN
mannen en vrouwen
gemokt voor te trouwen
venten en wijven
oem samen te blijven
gasten en grieten
van mekaar te genieten
da was de bedoeling van God
1
ik zen zo bang van de mensen, ’k zen zo bang
voor alles wa mensen verwensen, bang bang bang
bang van den achterdocht en de haat
bang voor de marokaan in m’n straat
ik zen bang bang bang bang bang
2
ik zen zo bang van de vrouwen, ’k zen zo bang
nee mij zulde nooit ni zien stouwen, bang bang bang
bang van de liefde, bang van de nacht
bang voor de kracht van het zwakke geslacht
ik zen bang bang bang bang bang
1
overal ziede ze lopen, heel de stad loopt ermee vol
van die vette dikke nekken met ne 50 maat van col
dikke nekken oep safari, dikke nekken in de club
dikke nekken met vijf sterren dikke nekken hup hup hup
2
dikke nekken met pretentie, dikke nekken met veel zjar
dikke nekken hemme ’t hoog in hunnen bol en in hun ster
dikke nekken hemme streken, dikke nekken hemme stront
en d’r komt alleen mor dikkenekkepraat uit hunne mond
1
ik was 18, en ’k geloofde in het leven
ik was eindelijk volwassen en ik docht,
nog door al mijn idealen voortgedreven,
da’t mij zou lukken, nu dat alles ineens mocht
2
ik was achttien en ik zou het allemaal kunnen
ik was gekomen op het toppunt van mijn kracht
ieder maske wou ’k een heel klein stukske gunnen
want ik kon het zeven keren oep ne nacht